“Maar is het dan nu officieel tussen ons?”
Hij heeft een driedagen baardje, je weet wel: het prikt niet maar is ook niet zo lang dat je er een vogelnestje in kan maken.
Hij heeft een brede torso, geen formaat anabool maar gewoon precies goed gespierd.
Hij heeft donkerbruin golvend haar, niet pluizig maar glanzend en vooral zacht. Hier en daar piept er een grijze haar doorheen. Zijn haar is vol en ondanks de inhammen is er geen kaal plekje te bespeuren.
Hij doordringt me met zijn mysterieuze lichtgroene ogen waarvan ik bij de eerste date dacht dat het kleurlenzen waren.
Hij heeft kuiltjes in z’n wangen als ie ondeugend naar me lacht.
Hij is een tikkeltje nerdy met zijn wetenschappelijke feitjes die hij heel random in een gesprek verwerkt.
Hij is charmant zoals hij de deur voor me open houdt of een oud dametje helpt met boodschappen tillen. En, ook niet geheel onbelangrijk: hij bakt eitjes op zondagochtend.
“Scheize, scheize!”
Ik schrik op en zie dat de dikke in gifgroene Speedo gehulde Duitser die al sinds wij hier zijn gaan zitten rustig in z’n kuil had gelegen inmiddels wild om zich heen slaat. Op zijn knalrode harige pukkelborst ligt een dik plakkaat meeuwenpoep.
De zwoele avondzomerzon brandt na op de lichamen van de dagjesmensen. Hier en daar zitten groepjes tieners met Schultenbrau en een bluetoothspeaker. Langs de branding loopt een bejaard stel. Meneer heeft zijn arm in die van mevrouw gehaakt terwijl ze schokkerig door haar knieën gaat om een schelp te pakken. In de strandtent waar we met onze picknicktas naast zijn geploft rennen de verwende koters van door rosé aangeschoten yuppen ouders in het rond.
Dan voel ik dat zijn ogen me aanstaren. “Ja?” vraagt hij.